Als moderne mensen van (na)
de Verlichting is het ons onmogelijk om nog
één te zijn met de natuur, zoals onze voorouders
dat ooit waren. Diezelfde voorouders
hebben ons echter in hun sprookjes en mythen
een schat aan symbolische vertellingen
nagelaten, die ons aanspreken in de taal van
zintuigelijke beelden, aan de natuur ontleende
metaforen en van gevoelens gevulde fantasieën.
De werkvorm van het dwalen in het sprookjesbos
laat zien dat het ons in de verbinding
van het wandelen in de natuur en het opgaan
in het verhaal, wel lukt om te komen in een staat van tweede primitiviteit. Daarin maken
de cognitieve controle en de reflectieve beschouwing
even plaats voor een gevoelsmatige
ontvankelijkheid en een daaraan verbonden
symboolgevoeligheid.
In de heen-en-weerbeweging tussen de symbolische
vertelling en het eigen verhaal, tussen
het opgaan in het sprookje en het verwoorden
van eigen ervaringen, tussen het
dwalen in het bos en het dwalen in het eigen
gemoed, blijkt een speelruimte te ontstaan,
waarin nieuwe inzichten oplichten en een
diepere vorm van aanvaarding zich aandient.
Publicatietype
Artikel
Instituut
Academie Mens & Organisatie
Gepubliceerd in
Tijdschrift voor Begeleidingskunde
Uitgever
LVSC
Plaats van uitgave
Nijmegen
Jaargang
5
Nummer
1
Pagina (Start)
16
Pagina (Einde)
25
Trefwoord
symboliek
symbolische vertellingen
sprookjeswandeling
tweede primitiviteit
begeleidingskunde
reflectie