Je openstellen om je (digitale) didactische bekwaamheid te ontwikkelen. Dat is voor docenten Theologie een uitdaging. Er was dan ook behoefte aan ruimte en gelegenheid om gezamenlijk te oefenen met digitale didactiek, om 'domme’ vragen te stellen, om fouten te maken, om te 'klooien'. Drie klooisessies boden die gelegenheid. De workshopleider was slechts tot op zekere hoogte expert, leerde mee en stelde zich lerend op en deed het samen met de deelnemers. In een vrijdagmiddagborrelgesprek, tijdens een ontwikkelochtend en een algemeen medewerkersoverleg werden de resultaten met het hele team gedeeld.
De opgave
Het creëren van gelegenheden waarin collega's zich openstellen om hun digitale didactische bekwaamheid te ontwikkelen. Uitdagingen die we daarbij tegenkwamen:
- Collega's hebben het altijd druk
- Neiging in dit team tot beschouwen i.p.v. 'doen'
- Het is voor veel docenten spannend om te leren en je kwetsbaar op te stellen
- Het opleidingsteam ziet dit wil uit dit eerste traject ook leren hoe zij didactische professionalisering kan organiseren dicht naast het proces van curriculumontwikkeling.
Aanleiding
In het nieuwe curriculum dat in deze opleiding(en) ontwikkeld wordt, moeten de docenten meer vaardigheden hebben in digitale didactiek, activerende didactiek en toetsing. De meest urgente leervraag op dit moment (in coronatijd) is het verbeteren van digitale vaardigheden van docenten.
Online lesgeven is voor veel collega’s nieuw. Vragen die bijvoorbeeld leven, zijn: hoe gebruik je effectief digitale mogelijkheden die er zijn én hoe zorg je voor actieve betrokkenheid van de student tijdens de online les.
Aanpak
Er zijn drie laagdrempelige klooimomenten georganiseerd met verschillende groepen collega's en onder leiding van verschillende (half-)deskundigen: eerste keer met collega’s, tweede keer met digitale expert van buiten, derde leer met ondersteuner van Osiris. Belangrijke uitgangspunten daarbij waren: Ruimte en gelegenheid scheppen om gezamenlijk te oefenen, om 'domme’ vragen te stellen, om fouten te maken, om te 'klooien'. De workshopleider was slechts tot op zekere hoogte expert, leerde mee en stelde zich lerend op, deed het samen met de deelnemers. Er werd gewerkt met kleine groepen die allerlei dingen uitprobeerden.
Na twee klooimomenten zijn de observaties van de begeleiders tijdens deze klooimomenten door hen teruggekoppeld in het docententeam. Doel daarvan was om te checken of de waarnemingen klopten en te spiegelen aan de ervaringen van de deelnemers zelf. Een dialoog op gang brengen over het leren van docenten.
Daarnaast zijn er nog drie andersoortige bijeenkomsten meegenomen in de waarnemingen: een vrijdagmiddagborrelgesprek (twee gespreksgroepen met elk ongeveer 7 collega's), een ontwikkelochtend nieuw curriculum en een algemene medewerkersvergadering (hele team, gesprekken in moduleteams)
Resultaten
Het traject leverde allerlei ervaringen en inzichten op:
- Klooiend leren is leuk.
- Collega's ontdekten dat er nog een heel veld aan didactische mogelijkheden is, dat er nog allerlei methodes en tools zijn om in te zetten en je lessen en begeleiding te versterken.
- Een meerderheid van de collega's zag voor zich hoe ze concrete activiteiten tijdens de workshop de dag erna konden inzetten in hun lessen, bijvoorbeeld: het gebruik van het digitale Whiteboard, het werken met breakout rooms, het slim gebruik maken van Osiris voor studentoverzichten en het sturen van berichten, het kritisch kijken naar de inzet van werkvormen en opdrachten (alleen een tool gebruiken of groepswerk inzetten als het aantoonbare meerwaarde heeft voor het leerproces).
- Verschillende collega's werden zich er nader van bewust dat de inzet van (digitale) leermiddelen en –materialen niet het karakter van een truc moet hebben, maar ingebed moet zijn in het geheel van je (visie op) onderwijs.
- Verschillende collega's gaven aan persoonlijke coaching te willen op didactisch minder sterke aspecten van hun lessen.
De lessen
- Collega's gaan enthousiast meedoen met klooimomenten als het gaat over digitale middelen die ze wel willen gebruiken, maar ze ervaren daarin een hick-up: professionalisering moet afgestemd zijn op concrete ontwikkelbehoeften
- Workshops/trainingsmomenten waarin een beperkt aantal thema met diepgang worden behandeld, leveren meer dan workshops waarin een veelheid aan mogelijkheden wordt aangereikt en (even) geoefend.
- Werken aan directe ontwikkelbehoeften levert meer op als in de bespreking succeservaringen of sterke voorbeelden uit de praktijk aan de orde komen én als de collega's die daar behoefte aan hebben, zich van tevoren hebben kunnen inlezen.
- Een laagdrempelige leeromgeving is positief: een omgeving waar je niet afgerekend wordt. Er zit geen tijdsdruk op, er volgt geen toets of afrekening. Ongedwongenheid is belangrijk en werkt! (en dit zou je ook door kunnen vertalen naar je onderwijs aan studenten. Meer onderwijs, minder toetsen).
- Bij het samen leren met docenten vraagt de balans tussen 'regie op het leerproces’ en 'ongedwongenheid’ om doordenking: hoeveel keuzevrijheid geef je mensen in het meedoen aan een leerproces? Hoe strak houd je tijdens een workshop vast aan de planning. Balans tussen sturen en meebewegen. Aan de ene kant moet ongedwongenheid een grotere rol spelen, maar het is ook verschillend wie wat nodig heeft in een leerproces. Hangt van de docent af: de een heeft meer structuur en denktijd nodig. De een komt doen en pratend tot leren, de ander moet zich eerst bezinnen.
De toekomst
Met de resultaten en lessen uit dit eerste, spontane traject wordt een vervolgtraject gepland in de tweede helft van het collegejaar, afgestemd op de manier waarop de begeleiders de moduleteams willen ondersteunen met het oog op didactiek en toetsing.
Over het traject
Periode: oktober – december 2020
Begeleiders in de opleiding: Jeanette de Korte, Laurens Snoek, Corrie de With
Ondersteuner projectteam: Marjet Visscher