Na zeven jaar aan het roer van de CHE, verlaat Harmen van Wijnen op 1 mei 2020 de hogeschool. Hoe blikt de bestuursvoorzitter terug op zijn periode in Ede?
Het zijn drukke tijden voor Van Wijnen. Sinds hij zijn overstap naar het pensioenfonds ABP bekendmaakte, tikt de klok. Toch neemt hij uitgebreid de tijd om in zijn werkkamer stil te staan bij zijn tijd in Ede. Op tafel een parallelbijbel, en aan de muur een quote: Iedereen wist dat het niet kon, tot er iemand kwam die dat niet wist. Het tekent Van Wijnen. Een kloppend hart voor de C van de CHE, maar ook iemand die weet wat hij wil: vooruit.
Neem ons eens mee terug naar 2013. Waarom zei je ‘ja’ tegen de CHE?
Ik deed in die tijd promotieonderzoek naar de relatie tussen jongeren en de kerk. Een van de ontdekkingen die ik deed, is dat jongeren wel op zoek zijn naar zingeving maar dat ze de antwoorden niet per se vinden of zoeken in kerkverband. Toen kwam de CHE voorbij, waar onder meer de vraag speelde hoe de hogeschool de komende jaren identiteit een plek zou kunnen geven in het onderwijs. Ik dacht: hier kan ik jongeren in een belangrijke ontwikkelingsfase van hun leven helpen om een plek in de samenleving te vinden waar ze van waarde kunnen zijn, vanuit die verbinding met de rijke christelijke traditie.
Maak de balans eens op: wat blijft je bij van die zeven jaar?
Ik denk dan aan het 60-jarig jubileum en de nieuwbouw en verbouw waardoor er nu een moderne hogeschool staat. Dat we financieel kerngezond zijn. Aan de toevoeging van de bachelor HBO-ICT en de Associate degrees en dat we gestart zijn met het aanbieden van opleidingen in Dordrecht. Maar ook de keuze die we gemaakt hebben om als een van de eerste hogescholen te investeren in flexibel deeltijdonderwijs. Dat heeft veel gevraagd van de organisatie, maar daar plukken we nu de vruchten van.
Wat was je beste beslissing?
Dan kies ik de keuze voor een organisatie-verandering in 2015/2016. Toen ik begon, bestond de CHE uit zes op zichzelfstaande academies. Als je relevant wilt blijven in een veranderende samenleving, dan moet je als één hogeschool opereren. Want het werkveld heeft geen boodschap aan die interne muren. En de complexe vraagstukken waar we voor staan, zoals de klimaattransitie of de polarisatie in de samenleving, vragen om een multidisciplinaire aanpak. Deze verandering ging niet vanzelf, maar ik ben er trots op dat er nu één hogeschool staat die klaar is voor de toekomst.
Eén van de speerpunten van de CHE in de afgelopen jaren was onder meer een nauwere samenwerking met het werkveld. Ook maakte Van Wijnen zich hard voor een sterke positionering van de hogeschool binnen Foodvalley en de Kenniscampus. Accenten die hij legde met het oog op trends in het hoger beroepsonderwijs.
Welke ontwikkelingen zie je dan?
Ik zie een hybride leeromgeving ontstaan met onderwijs dat verder flexibiliseert. Studenten zullen minder in de klas leren en meer op de werkvloer. Hogescholen worden daarbij meer en meer een partner in strategisch personeelsbeleid. De samenwerkingsrelatie met het werkveld verandert daardoor. Je krijgt minder een klant-leverancierverhouding. Uiteindelijk zullen werkgevers misschien wel vaker zelf medewerkers gaan opleiden, waarbij hogescholen kennis inbrengen en rand-voorwaarden scheppen. Daar moeten we niet te krampachtig in zijn, vind ik. Wij zijn van de h (hoger) en de o (onderwijs), maar van die b (beroeps) hebben bedrijven en instellingen het meeste verstand. Daarom ben ik blij met de versterkte samenwerkingen met veel organisaties en bedrijven in de afgelopen jaren. Een mooi voorbeeld is de recente samenwerking met de Lelie zorggroep, waarbij zorgprofessionals, zorgstudenten en zorgdocenten van elkaar leren en we samen nadenken over samen thema’s als zingeving en ethiek.
Welke rol zie je voor de CHE als christelijke hogeschool in een verder seculariserende samenleving?
Daarin hebben we twee sporen gekozen. De CHE blijft een christelijke hogeschool die christelijke studenten opleidt voor christelijke organisaties. Daarnaast zie ik dat we met onze aandacht voor persoonlijke en professionele ontwikke-ling juist studenten afleveren die kleur kunnen geven aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken in een seculiere context. Ook in samenwerkingen met andere hogescholen kunnen we als ‘kleine christelijke partij in de coalitie’ onze eigen kleur en smaak inbrengen. Daarbij denk ik wel dat het noodzakelijk is dat de christelijke hogescholen elkaar opzoeken. We hebben de luxe niet meer om als losse zuilen te blijven opereren.
Wat heb je zelf geleerd van jouw tijd aan de CHE?
Ik heb geleerd om samen te werken. In mijn begintijd op de CHE was ik meer gericht op hoe ik mezelf kon ontwikkelen om zo effectief sturing te geven in complexe vraagstukken. Nu ben ik meer gericht op hoe ik anderen in staat kan stellen om dat te doen.
Je gaat van een dynamische hogeschool met jonge mensen naar een pensioenfonds. Moeten we je eigenlijk wel feliciteren?
Nou, het ABP is het grootste pensioenfonds van Nederland. Drie miljoen burgers hebben of krijgen straks pensioen via het ABP. De maatschappelijke uitdaging om ons pensioenstelsel toekomstbestendiger te maken is enorm. En met een beleggings-vermogen van 466 miljard heeft het ABP een grote impact. Bovendien is de circle of life voor mij rond. Ik kom op een cruciale plek terug in het vakgebied waar ik mijn loopbaan begon. Dus ja, je mag me feliciteren.
Dit interview verscheen in Scherp, het relatiemagazine van de CHE. Lees het complete magazine, met inspiratie voor werk en leven, online in de app. Gratis te downloaden via www.che.nl/scherp.