Enkele jaren terug deed ik onderzoek naar geritualiseerd gedrag onder adolescenten in de residentiële jeugdhulp. Een van de bevindingen uit dat onderzoek was dat jongeren bij tegenslag en verdriet overgaan tot religieuze en spirituele handelingen.
Door Gert Vierwind
Het viel op dat de coaches/pedagogisch medewerkers van deze jongeren hier feitelijk geen belangstelling voor hadden en hier ook niet met hen over spraken. Als hoofdreden hiervoor noemden zij dat ze zelf niet religieus of spiritueel geïnteresseerd zijn.
Dit is opmerkelijk omdat zingeving een belangrijk onderdeel is bij de begeleiding van deze jongeren. De jongeren zelf vonden in deze handelingen een hulpbron bij tegenslag en verdriet.
Bijgaand artikel is resultaat van vervolg (postdoc) onderzoek, waarbij in een viertal residentiële instellingen breder is onderzocht of en hoe pedagogisch medewerkers in mentorgesprekken opening bieden om met de jongeren te spreken over hun mogelijke religieuze of spirituele affiniteit, c.q. de zingeving die zij daaraan ontlenen.
Een conclusie uit dit onderzoek is dat dat hoegenaamd niet gebeurt, wat de uitkomst van het eerdere onderzoek bevestigt. Er is sprake van beperkte levensbeschouwelijke sensitiviteit bij de pedagogisch medewerkers. De eigen levensbeschouwing is bepalend voor de vraag of en hoe een pedagogisch medewerker/coach in een mentorgesprek met een jongere opening biedt om het te hebben over diens mogelijke religieuze of spirituele belangstelling, en wat deze daaraan ontleent voor haar of zijn leven.
Professionalisering ten aanzien van het spreken over zingeving en levensbeschouwing blijkt van groot belang.
Lees het artikel:
‘Ik ben niet iemand die dat zou vragen, nee.’ Aandacht voor de religie of spiritualiteit van adolescenten in mentorgesprekken binnen de residentiële jeugdhulp.
in:
Journal of Social Intervention: Theory and Practice